Vertaling van nach Hause

Inhoud:

Duits
Nederlands
nach Hause, heimwärts {bw.}
huiswaarts
naar huis


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Wann gehst du nach Hause?

Hoe laat ga je naar huis?

Darf ich nach Hause gehen?

Mag ik naar huis gaan?

Sie wollte unbedingt nach Hause gehen.

Ze wilde graag naar huis.

Ich gehe gewöhnlich um Vier nach Hause.

Ik ga gewoonlijk om vier uur naar huis.

Ich musste zu Fuß nach Hause gehen.

Ik moest te voet naar huis gaan.

Er kommt beinahe jedes Wochenende nach Hause.

Hij komt bijna elk weekend thuis.

Es ist Zeit nach Hause zu gehen.

Het is tijd om naar huis te gaan.

Wann kommen Sie zurück nach Hause?

Wanneer kom je terug naar huis?

Du darfst jetzt nach Hause gehen.

Ge moogt naar huis gaan nu.

Tom sieht müde aus. Bringen Sie ihn bitte nach Hause!

Tom ziet er moe uit. Breng hem alsjeblieft even naar huis.

Es war schon spät, also bin ich nach Hause gegangen.

Het was al laat, dus ik ben naar huis gegaan.

Vater kam vor ungefähr zehn Minuten nach Hause.

Vader is ongeveer tien minuten geleden thuisgekomen.

Mein Vater wird um sieben nach Hause kommen.

Mijn vader zal om zeven uur thuis komen.

Entschuldigen Sie bitte, aber ich muss jetzt nach Hause gehen.

Het spijt me, maar ik moet nu naar huis gaan.

Als er nach Hause kam, war er fix und fertig.

Hij was uitgeput toen hij thuis kwam.


Gerelateerd aan nach Hause

heimwärts