Vertaling van nennen
wir nennen
sie nennen
wij noemen
zij noemen
» meer vervoegingen van noemen
wir nennen
sie nennen
wij noemen
zij noemen
» meer vervoegingen van noemen
wir nennen
sie nennen
wij noemen
zij noemen
» meer vervoegingen van noemen
Voorbeelden in zinsverband
Wie soll ich dich nennen?
Hoe zou ik je gaan noemen?
Wir nennen unseren Hund Pochi.
We noemen onze hond Pochi.
Die Leute nennen ihn Dave.
Mensen noemen hem Dave.
Nennen Sie mir einen Grund, so etwas zu tun.
Geef mij één reden om zoiets te doen.
An diesem Tag im Jahre 1887 erschien in Warschau eine Broschüre von Ludwik Lejzer Zamenhof über eine "Internationale Sprache". Ihr Umfang war bescheiden, ihr Motto ehrgeizig: "Damit eine Sprache international ist, reicht es nicht, sie so zu nennen." Als Autor war ein "Dr. Esperanto" angegeben.
Op die dag in 1887 verscheen in Warschau een brochure van Ludwik Lejzer Zamenhof over een "Internationale Taal". Het was bescheiden van omvang, het motto mikte hoog: "Opdat een taal internationaal zou zijn, volstaat het niet ze zo te noemen". Als auteursnaam stond aangeduid "Doctor Esperanto".