Vertaling van prahlen
Inhoud:
Duits
Nederlands
Prahlen, Prahlerei , Aufschneiderei {zn.}
zwetserij
gezwets
gesnoef
gepoch
snoeverij
bluf
gezwets
gesnoef
gepoch
snoeverij
bluf
aufschneiden, prahlen {ww.}
een geintje maken
ausposaunen, prahlen, aufschneiden, angeben, sich brüsten {ww.}
stoffen
zwetsen
snorken
snoeven
pochen
opscheppen
bluffen
zwetsen
snorken
snoeven
pochen
opscheppen
bluffen
wir prahlen
sie prahlen
wij stoffen
zij stoffen
» meer vervoegingen van stoffen