Vertaling van radfahren
Inhoud:
Duits
Nederlands
radfahren, radeln {ww.}
wielrijden
fietsen
fietsen
ich werde radfahren
du wirst radfahren
er/sie/es wird radfahren
ik zal fietsen
jij zult fietsen
hij/zij/het zal fietsen
» meer vervoegingen van fietsen
radrennen, radfahren {ww.}
wielrijden
wielrennen
wielrennen