Vertaling van sauer
Inhoud:
Duits
Nederlands
sauer {bn.}
rens
zurig
zuurachtig
rins
zuur
zurig
zuurachtig
rins
zuur
Voorbeelden in zinsverband
Duits
Nederlands
Zitronen sind sauer.
Citroenen zijn zuur.
Dieser Saft schmeckt sauer.
Dit sap smaakt zuur.
Schmeckt es süß oder sauer?
Is het zoet of zuur?
Ich bin sauer auf sie.
Ik ben boos op haar.
Deshalb bin ich sauer auf ihn.
Daarom ben ik boos op hem.