Vertaling van schal

Inhoud:

Duits
Nederlands
schal, abgestanden, alt, altbacken, matt, verblichen, nicht mehr frisch, nicht mehr taufrisch {bn.}
adellijk 
benauwd 
goor
gortig
muf
oud 
oudbakken
smoezelig
fade, fad, geschmacklos, schal {bn.}
smaakloos
smakeloos
zonder goede smaak
herausschälen, ausschälen, herausschneiden, ausschneiden, enukleieren {ww.}
uitpellen


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Das Mädchen, das einen Schal trägt, ist Jungfrau.

Dat meisje die een sjaal draag is maagd.

Ich kaufte Dan eine Krawatte und werde Elena einen Schal kaufen.

Voor Dan heb ik een stropdas gekocht, voor Elena koop ik een sjaal.

Auf dem Etikett an meinem Schal steht: "Auf links waschen und bügeln." Ich frage mich, wie ich das machen soll.

Op het labeltje aan mijn sjaal staat: "Binnenstebuiten wassen en strijken." Ik vraag me af hoe ik dat moet doen.