Vertaling van schon

Inhoud:

Duits
Nederlands
bereits, schon {bw.}
al
alvast 
reeds 
alreeds
schön, hübsch {bw.}
mooi 
net
schön, gut, angenehm {bn.}
fraai
mooi 
knap 
net
schoon 
dauern, zu schade sein, leid tun, schonen, verschonen, kargen mit {ww.}
sparen
ontzien
betreuren 
het jammer vinden van
bejammeren 
nachsichtig sein, schonen, verschonen {ww.}
zich laten vermurwen
sparen
toegeeflijk zijn voor
ontzien


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Weiß ich doch schon!

Vertel me erover!

Haben Sie schon Kinder?

Heeft u al kinderen?

Ist es schon Dienstag?

Is het al dinsdag?

Hattest du schon Mittagessen?

Heb je al geluncht?

Ich glaube schon.

Ik denk van wel.

Es ist schon spät.

Het is al laat.

Ist er schon zurück?

Is hij al terug?

Er ist schon weg.

Hij is al weg.

Ich lebe schon lange hier.

Ik heb hier lange tijd gewoond.

Es ist schon um 7.

Het is al zeven uur.

Er ist schon ein Mann.

Hij is al een man.

Hast du schon einen Bart?

Heb je al een baard?

Ist der Außenminister schon angekommen?

Is de minister van buitenlandse zaken al aangekomen?

Das war schon immer so.

Dat is altijd zo geweest.

Es regnet schon seit Dienstag.

Het is aan het regenen sinds dinsdag.