Vertaling van selber

Inhoud:

Duits
Nederlands
selber, selbst {aanw. vnw.}
zelf
zelve
gleiche, gleicher, gleiches, selbe, selber, selbes {bn.}
dito
identiek 
-zelfde


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Ich habe es selber gemacht.

Ik heb het zelf gemaakt.

Wieso können wir nicht uns selber kitzeln?

Waarom kunnen we onszelf niet kietelen?


Gerelateerd aan selber

selbst - gleiche - gleicher - gleiches - selbe - selbes