Vertaling van sitzen

Inhoud:

Duits
Nederlands
sitzen {ww.}
zitten 

wir sitzen
sie sitzen

wij zitten
zij zitten
» meer vervoegingen van zitten

Sie sitzen am Tisch.
Ze zitten aan tafel.
Wo willst du gerne sitzen?
Waar zou u willen zitten?


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Sie sitzen am Tisch.

Ze zitten aan tafel.

Wo willst du gerne sitzen?

Waar zou u willen zitten?

Wir sitzen im selben Boot.

We zitten in hetzelfde schuitje.

Man wird dir sagen, wo du sitzen sollst.

Er zal je gezegd worden waar je mag plaatsnemen.

Wir waren so aufgeregt, dass wir nicht still sitzen konnten.

We waren zo opgewonden dat we niet stil konden zitten.

In einem Schiff zu sein bedeutet in einem Gefängnis zu sitzen, das droht unterzugehen.

In een schip zitten is in de gevangenis zitten, met de kans op verdrinken.