Vertaling van spannen
Inhoud:
Duits
Nederlands
spannen, anspannen, vorspannen {ww.}
voorspannen
optuigen
tuigen
inspannen
bespannen
spannen
optuigen
tuigen
inspannen
bespannen
spannen
wir spannen
sie spannen
wij spannen voor
zij spannen voor
» meer vervoegingen van voorspannen
aufziehen, spannen, anspannen, ausspannen, straffen, anziehen {ww.}
uitrekken
strekken
opwinden
spannen
nauwer aanhalen
strekken
opwinden
spannen
nauwer aanhalen
wir spannen
sie spannen
wij rekken uit
zij rekken uit
» meer vervoegingen van uitrekken
spinnen {ww.}
spinnen
wir spannen
sie spannen
wij sponnen
zij sponnen
» meer vervoegingen van spinnen
Spinnen weben Netze.
Spinnen maken webben.
Ich habe Angst vor Spinnen.
Ik ben bang voor spinnen.
wahnsinnig sein, verrückt sein, spinnen {ww.}
krankzinnig zijn