Vertaling van spulen
Inhoud:
Duits
Nederlands
spulen, aufspulen, wickeln, aufwickeln {ww.}
opwinden
winden
op een klos winden
spoelen
winden
op een klos winden
spoelen
wir spulen
sie spulen
wij winden op
zij winden op
» meer vervoegingen van opwinden
gurgeln, spülen, abspülen, ausspülen {ww.}
spoelen
afspoelen
gorgelen
afspoelen
gorgelen