Vertaling van tüchtig

Inhoud:

Duits
Nederlands
brav, tapfer, tüchtig, wacker, beherzt, artig {bn.}
dapper 
eerlijk
vriendelijk
braaf
begabt, fähig, imstande, tüchtig {bn.}
bekwaam 
capabel
kundig
tauglich, tüchtig {bn.}
bruikbaar
geschikt 
gehörig, gebührend, geziemend, anständig, schicklich, dezent, tüchtig, ordentlich, angebracht, passend, angemessen, zusagend {bn.}
behoorlijk 
betamelijk 
fatsoenlijk
keurig
voegzaam
welvoeglijk
forsch, tüchtig, energisch, tatkräftig, Energie- {bn.}
energiek
ferm
flink
krachtig 
voortvarend
energetisch 
stark, tüchtig {bw.}
sterk
terdege


Gerelateerd aan tüchtig

brav - tapfer - wacker - beherzt - artig - begabt - fähig - imstande - tauglich - gehörig - gebührend - geziemend - anständig - schicklich - dezent