Vertaling van vergangen
Inhoud:
Duits
Nederlands
passieren, vergehen, vorübergehen, vorüberkommen {ww.}
ich bin vergangen
du bist vergangen
er/sie/es ist vergangen
ik heb verstreken
jij hebt verstreken
hij/zij/het heeft verstreken
» meer vervoegingen van verstrijken
Voorbeelden in zinsverband
Duits
Nederlands
Zehn Jahre sind seit seinem Tod vergangen.
Tien jaar zijn verstreken sinds zijn dood.
Der Frühling ist vergangen und der Sommer beginnt.
De lente is voorbij en de zomer begint.
Schon zwei Wochen sind vergangen, und ich habe Sie nicht gesehen.
Er zijn al twee weken voorbij, en ik heb u niet gezien.