Vertaling van vorausschicken
Duits
Nederlands
vorausschicken {ww.}
vooruitsturen
ich werde vorausschicken
du wirst vorausschicken
er/sie/es wird vorausschicken
ik zal vooruitsturen
jij zult vooruitsturen
hij/zij/het zal vooruitsturen
» meer vervoegingen van vooruitsturen