Vertaling van zappeln
Inhoud:
Duits
Nederlands
sich sträuben, zappeln, sich winden, strampeln, sich herumwerfen, ringen, ankämpfen {ww.}
worstelen
zich aftobben
spartelen
zich aftobben
spartelen
wir zappeln
sie zappeln
wij worstelen
zij worstelen
» meer vervoegingen van worstelen