Vertaling van zurücklegen

Inhoud:

Duits
Nederlands
zurücklegen {ww.}
uittrekken
uitkrijgen
uitdoen
afzetten 
afleggen 
afdoen

ich werde zurücklegen
du wirst zurücklegen
er/sie/es wird zurücklegen

ik zal uittrekken
jij zult uittrekken
hij/zij/het zal uittrekken
» meer vervoegingen van uittrekken

zurücklegen, ablegen {ww.}
doormaken
doortrekken
doorkomen

ich werde zurücklegen
du wirst zurücklegen
er/sie/es wird zurücklegen

ik zal doormaken
jij zult doormaken
hij/zij/het zal doormaken
» meer vervoegingen van doormaken

bergen, suspendieren, zurücklegen {zn.}
bergen 
wegzetten
wegleggen
opbergen 
bewaren 
Ich war in den Bergen.
Ik was in de bergen.
Tom versteckte sich in den Bergen.
Tom had zich in de bergen verscholen.


Gerelateerd aan zurücklegen

ablegen - bergen - suspendieren