Vertaling van zwitschern
Inhoud:
Duits
Nederlands
summen, trällern, zwitschern {ww.}
neuriën
wir zwitschern
sie zwitschern
wij neuriën
zij neuriën
» meer vervoegingen van neuriën
piepen, zwitschern {ww.}
tjilpen
piepen
sjilpen
kwetteren
piepen
sjilpen
kwetteren
wir zwitschern
sie zwitschern
wij piepen
zij piepen
» meer vervoegingen van piepen