Vertaling van ability

Inhoud:

Engels
Nederlands
ability, capability, capacity, competence, competency, faculty, proficiency {zn.}
vermogen
bekwaamheid  [v]
His musical ability was fostered in Vienna.
Zijn muzikale bekwaamheid werd bevorderd in Wenen.
Man has the ability to speak.
De mens heeft het vermogen om te spreken.
ability, qualification, certification, eligibility {zn.}
kwalificatie [v]
bevoegdheid  [v]
ability {zn.}
solvabiliteit [v]
solventie [v]
kredietwaardigheid [v]
ability, competence, competency, efficiency, expertise {zn.}
expertise
competentie [v]
deskundigheid [v]
bevoegdheid  [v]
ability, efficiency, form {zn.}
bekwaamheid  [v]
kundigheid [v]
ability, capacity, power, skill {zn.}
macht
vermogen
Knowing is power.
Kennis is macht.
Knowledge is power.
Kennis is macht.
expertness, skilfulness, accomplishment, ability, competence, aptitude {zn.}
slag  [m]
vlugheid [v]
handigheid [v]
vaardigheid [v]
bedrevenheid [v]


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I have a natural ability in mathematics.

Ik heb een natuurlijke aanleg voor wiskunde.

His musical ability was fostered in Vienna.

Zijn muzikale bekwaamheid werd bevorderd in Wenen.

Man has the ability to speak.

De mens heeft het vermogen om te spreken.

Americans are said to regard the amount of money a man makes as a criterion of his ability.

Men zegt dat Amerikanen de hoeveelheid geld die iemand verdient beschouwen als een maatstaf van wat hij kan.