Vertaling van accept

Inhoud:

Engels
Nederlands
to accept, to receive, to accredit, to admit, to take, to take on {ww.}
accepteren 
ontvangen 
aannemen 

I accept
you accept
we accept

ik accepteer
jij accepteert
wij accepteren
» meer vervoegingen van accepteren

We accept checks.
We accepteren cheques.
I will accept his request.
Ik zal zijn verzoek accepteren.
to accept, to consent, to go for {ww.}
toestemmen
inwilligen
bewilligen

I accept
you accept
we accept

ik stem toe
jij stemt toe
wij stemmen toe
» meer vervoegingen van toestemmen

I interpreted your silence as consent.
Ik interpreteer je zwijgen als toestemmen.
to accept, to live with, to swallow {ww.}
verteren
verwerken

I accept
you accept
we accept

ik verteer
jij verteert
wij verteren
» meer vervoegingen van verteren

to admit, to allow, to permit, to accept {ww.}
toelaten
binnenlaten

I accept
you accept
we accept

ik laat toe
jij laat toe
wij laten toe
» meer vervoegingen van toelaten

to accede, to agree, to consent, to accept, to assent, to acquiesce, to admit {ww.}
toegeven 
toestemmen
het eens zijn
goedvinden

I accept
you accept
we accept

ik geef toe
jij geeft toe
wij geven toe
» meer vervoegingen van toegeven

I have to admit I was starting to feel a little sorry for myself.
Ik moet toegeven dat ik een beetje medelijden met mezelf begon te krijgen.
He's not doing a very good job. All the same, you've got to admit that he's doing his best.
Het gaat hem niet best af, maar je moet toch toegeven dat hij zijn best doet.
to accept, to live with, to swallow {ww.}
aanvaarden
accepteren
slikken
nemen
vreten
pikken

I accept
you accept
we accept

ik aanvaard
jij aanvaardt
wij aanvaarden
» meer vervoegingen van aanvaarden

I can't accept this theory.
Ik kan deze theorie niet aanvaarden.
I had no choice but to accept the offer.
Ik had geen andere keuze dan de offerte te accepteren.
to accept {ww.}
honoreren

I accept
you accept
we accept

ik honoreer
jij honoreert
wij honoreren
» meer vervoegingen van honoreren

to accept, to assume, to bear, to take over {ww.}
overnemen

I accept
you accept
we accept

ik neem over
jij neemt over
wij nemen over
» meer vervoegingen van overnemen

to accept, to have, to take {ww.}
aannemen
aanvaarden
accepteren

I accept
you accept
we accept

ik neem aan
jij neemt aan
wij nemen aan
» meer vervoegingen van aannemen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I accept your challenge.

Ik accepteer uw uitdaging.

We accept checks.

We accepteren cheques.

I will accept his request.

Ik zal zijn verzoek accepteren.

I can't accept this theory.

Ik kan deze theorie niet aanvaarden.

I just wanted you to accept me.

Ik wou gewoon dat je me aanvaardde.

All right. I'll accept your offer.

Goed. Ik aanvaard je aanbod.

Accept my best wishes

Ik wens je het beste!

Tom didn't know how to accept Mary's love and affection.

Tom wist niet hoe Mary's liefde en tederheid te aanvaarden.

Tom wasn't ready to accept Mary's love or friendship.

Tom was er niet klaar voor om Mary's liefde of vriendschap te aanvaarden.

Tom learned to accept the love his stepparents gave him.

Tom leerde de liefde die zijn stiefouders hem schonken te aanvaarden.

I had no choice but to accept the offer.

Ik had geen andere keuze dan de offerte te accepteren.

I could not accept that my wife was really dead.

Ik kon niet accepteren dat mijn vrouw echt dood was.

Tom accused Mary of not knowing how to love or how to accept someone's love.

Tom beschuldigde Mary ervan niet te weten hoe iemand lief te hebben of hoe iemands liefde weten te aanvaarden.

People will accept your idea much more readily if you tell them Benjamin Franklin said it first.

Mensen zullen je idee sneller aanvaarden als je hen zegt dat Benjamin Franklin het het eerst gezegd heeft.

All Tom wanted was to find a woman who would accept all the love he had to give.

Het enige wat Tom wilde, was een vrouw te vinden die al de liefde die hij te bieden had zou aanvaarden.


Gerelateerd aan accept

receive - accredit - admit - take - take on - consent - go for - live with - swallow - allow - permit - accede - agree - assent - acquiesceagree - abide - change - allow - acknowledge - adopt - have