Vertaling van adjoining
Inhoud:
Engels
Nederlands
adjacent, adjoining, neighbouring {bn.}
belendend
Don't touch that.
Niet aanraken.
Don't touch it.
Niet aanraken.
to juxtapose, to adjoin {ww.}
bijzetten
to abut, to adjoin, to be next to {ww.}
grenzen aan
belenden
belenden
She cannot attend school on account of illness.
Ze kan de lessen niet bijwonen vanwege ziekte.
to adjoin, to contact, to meet, to touch {ww.}
aanraken
toucheren
raken
beroeren
toucheren
raken
beroeren
May I touch them?
Mag ik ze aanraken?
I can easily touch my toes.
Ik kan makkelijk mijn tenen aanraken.