Vertaling van affected with

Inhoud:

Engels
Nederlands
affected with, afflicted with, subject to
behept met
lijdend aan
to affect, to influence, to impress, to move, to strike {ww.}
aangrijpen 
treffen
aandoen
frapperen

I affected
you affected
he/she/it affected

ik greep aan
jij greep aan
hij/zij/het greep aan
» meer vervoegingen van aangrijpen

to affect, to influence, to impress, to move, to strike {ww.}
aandoen
aangrijpen 
inboezemen

I affected
you affected
he/she/it affected

ik deed aan
jij deed aan
hij/zij/het deed aan
» meer vervoegingen van aandoen

to act, to be effective, to have effect, to impact, to impinge, to work, to avail, to be efficacious, to affect {ww.}
werken 
uitwerken
uitwerking hebben
effect sorteren

I affected
you affected
he/she/it affected

ik werkte
jij werkte
hij/zij/het werkte
» meer vervoegingen van werken

Let's work.
Laat ons werken.
A man must work.
Een mens moet werken.
to affect, to influence, to act, to impinge, to shape, to sway {ww.}
invloed hebben op
beïnvloeden

I affected
you affected
he/she/it affected

ik beïnvloedde
jij beïnvloedde
hij/zij/het beïnvloedde
» meer vervoegingen van beïnvloeden

to concern, to relate, to pertain, to refer, to affect, to apply {ww.}
zich verhouden
verkeren
aanbelangen
betreffen 
aangaan 

I affected
you affected
he/she/it affected

ik verkeerde
jij verkeerde
hij/zij/het verkeerde
» meer vervoegingen van verkeren

to touch, to affect, to abut, to adjoin {ww.}
aanraken 
toucheren
beroeren
raken 
aankomen 

I affected
you affected
he/she/it affected

ik raakte aan
jij raakte aan
hij/zij/het raakte aan
» meer vervoegingen van aanraken

Don't touch that.
Niet aanraken.
Don't touch it.
Niet aanraken.
to attitudinize, to pose, to put on airs, to feign, to affect, to dissemble, to pretend, to sham {ww.}
zich aanstellen
heten
doorgaan
gelden

I affected
you affected
he/she/it affected

ik heette
jij heette
hij/zij/het heette
» meer vervoegingen van heten

to affect, to influence, to impress, to move, to strike {ww.}
aangrijpen 
treffen
aandoen
raken

I affected
you affected
he/she/it affected

ik greep aan
jij greep aan
hij/zij/het greep aan
» meer vervoegingen van aangrijpen

to attitudinize, to pose, to put on airs, to feign, to affect, to dissemble, to pretend, to sham {ww.}
huichelen
femelen
kwezelen
zich aanstellen

I affected
you affected
he/she/it affected

ik huichelde
jij huichelde
hij/zij/het huichelde
» meer vervoegingen van huichelen

to affect, to influence, to impress, to move, to strike {ww.}
draaien
aandoen
aangrijpen 

I affected
you affected
he/she/it affected

ik draaide
jij draaide
hij/zij/het draaide
» meer vervoegingen van draaien

to move, to stir, to affect {ww.}
aangrijpen 
bewegen 
ontroeren

I affected
you affected
he/she/it affected

ik greep aan
jij greep aan
hij/zij/het greep aan
» meer vervoegingen van aangrijpen



Gerelateerd aan affected with

afflicted with - subject to - affect - influence - impress - move - strike - act - be effective - have effect - impact - impinge - work - avail - be efficaciousjump - fill - appear - act upon - act - turn - cause