Vertaling van afford

Inhoud:

Engels
Nederlands
to afford {ww.}
zich veroorloven
to afford {ww.}
de vrijheid nemen
to abide, to bear, to carry out, to endure, to put up with, to suffer, to stand, to carry away, to afford {ww.}
uithouden
dragen 
verdragen 
naar buiten brengen

I afford
you afford
we afford

ik houd uit
jij houdt uit
wij houden uit
» meer vervoegingen van uithouden

I cannot stand this anymore.
Ik kan het niet meer uithouden.
Your research will surely bear fruit.
Je onderzoek zal zeker vruchten dragen.
to give, to accord, to administer, to grant, to impart, to provide, to confer, to allow, to yield, to spare, to afford {ww.}
geven 
verlenen
toekennen
toebrengen
opbrengen
aangeven 

I afford
you afford
we afford

ik geef
jij geeft
wij geven
» meer vervoegingen van geven

"We don't give discounts," the woman said sternly. "Regardless how small. Now, please take off the suit if you can't afford it."
"We geven geen kortingen," zei de vrouw streng, "ongeacht hoe klein. En wilt u nu alstublieft het pak uittrekken als u het zich niet kunt veroorloven?"
Cows give milk.
Koeien geven melk.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

He can't afford to get married.

Hij kan het zich niet veroorloven om te trouwen.

I can't afford to buy such an expensive car.

Ik kan me niet veroorloven om zo'n dure auto te kopen.

I can't afford to waste a single yen.

Ik kan het me niet veroorloven om ook maar één yen te verspillen.

I can't afford to buy the new bicycle.

Ik kan me geen nieuwe fiets veroorloven.

I can't afford to eat in such an expensive restaurant.

Ik kan het mij niet veroorloven om in zo'n duur restaurant te eten.

I can't afford eating in such an expensive restaurant.

Ik kan het mij niet veroorloven om in zo'n duur restaurant te eten.

"We don't give discounts," the woman said sternly. "Regardless how small. Now, please take off the suit if you can't afford it."

"We geven geen kortingen," zei de vrouw streng, "ongeacht hoe klein. En wilt u nu alstublieft het pak uittrekken als u het zich niet kunt veroorloven?"


Gerelateerd aan afford

abide - bear - carry out - endure - put up with - suffer - stand - carry away - give - accord - administer - grant - impart - provide - confer