Vertaling van alarm
alarm slaan
I alarm
you alarm
we alarm
ik alarmeer
jij alarmeert
wij alarmeren
» meer vervoegingen van alarmeren
I alarm
you alarm
we alarm
ik alarmeer
jij alarmeert
wij alarmeren
» meer vervoegingen van alarmeren
I alarm
you alarm
we alarm
ik verbluf
jij verbluft
wij verbluffen
» meer vervoegingen van verbluffen
I alarm
you alarm
we alarm
ik schrik af
jij schrikt af
wij schrikken af
» meer vervoegingen van afschrikken
vrees aanjagen
verschrikken
beangstigen
I alarm
you alarm
we alarm
ik verschrik
jij verschrikt
wij verschrikken
» meer vervoegingen van verschrikken
benauwen
nijpen
vreten
drukken
knagen
knellen
beklemmen
I alarm
you alarm
we alarm
ik beknel
jij beknelt
wij beknellen
» meer vervoegingen van beknellen
verontrusten
I alarm
you alarm
we alarm
ik benauw
jij benauwt
wij benauwen
» meer vervoegingen van benauwen
I alarm
you alarm
we alarm
ik alarmeer
jij alarmeert
wij alarmeren
» meer vervoegingen van alarmeren
noodsein
zorgwekkend
vrees
ontsteltenis
verbijstering
consternatie
rusteloosheid
woeligheid
onrust
Voorbeelden in zinsverband
The alarm clock is ringing.
De wekker loopt af.
I didn't want to alarm you.
Ik wilde je niet doen schrikken.
The alarm clock wakes me at seven.
De wekker wekt me om zeven uur.
The alarm clock is ten minutes fast.
De wekker loopt tien minuten voor.
The first item he bought was an alarm clock.
Het eerste ding dat hij kocht was een wekker.
All of a sudden, the fire alarm went off.
Plotseling ging het brandalarm af.
Much better to be woken by the birds than by an alarm.
Het is veel beter wakker te worden van de vogels dan van de wekker.
Yesterday the alarm clock didn't go off and Kurt didn't wake up.
Gisteren is de wekker niet afgelopen en Kurt is niet wakker geworden.