Vertaling van apart

Inhoud:

Engels
Nederlands
apart, loosely, separately, sparsely, asunder {bw.}
uiteen
vaneen
apart, particular, separate, special, distinct, distinctive, own, aloof {bn.}
afgezonderd 
afzonderlijk 
bijzonder 
los
apart 
separaat
los van elkaar
apart, separately, especially, particularly {bw.}
afzonderlijk 
apart 
gescheiden
terzijde
vaneen
separaat
loose, separate, sparse, scattered, apart {bn.}
verspreid


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Tom couldn't tell the two twins apart.

Tom kon de tweeling niet uit elkaar houden.

Apart from some fruit, he hasn't eaten anything.

Naast wat fruit heeft hij niks gegeten.