Vertaling van apparel
Inhoud:
Engels
Nederlands
to apparel, to clothe, to dress, to enclothe, to fit out, to garb, to garment, to habilitate, to raiment, to tog {ww.}
kleden
aankleden
aankleden
I apparel
you apparel
we apparel
ik kleed
jij kleedt
wij kleden
» meer vervoegingen van kleden
You are expected to dress well for this shop.
Je dient je correct te kleden voor deze winkel.