Vertaling van arrogance

Inhoud:

Engels
Nederlands
arrogance, assumingness, high-handedness, presumption, pretence {zn.}
onbescheidenheid [v]
aanmatiging [v]
arrogance, assumingness, overbearingness, presumption {zn.}
arrogantie [v]
verwatenheid [v]
verwaandheid [v]
verbeelding  [v]
aanmatiging [v]
His arrogance is no longer tolerable.
Zijn arrogantie is niet langer te verdragen.
self complacency, self-complacency, conceitedness, self-conceit, haughtiness, conceitedness, arrogance {zn.}
zelfvoldoening [v]
zelfgenoegzaamheid [v]
zelfvoldaanheid [v]
eigendunk [m]
arrogance, haughtiness, hauteur, high-handedness, lordliness {zn.}
eigenwaan [m] (de ~)
zelfbehagen
eigendunk [m] (de ~)