Vertaling van bad
een goed ding
rot
verrot
wansmakelijk
Voorbeelden in zinsverband
Too bad.
Helaas.
I have bad breath.
Ik heb slechte adem.
I often have bad dreams.
Ik heb vaak nare dromen.
All the meat was bad.
Al het vlees was slecht.
What is the bad news?
Wat is het slechte nieuws?
These oranges have gone bad.
Deze appelsienen zijn verrot.
I don't like bad boys.
Ik hou niet van stoute jongens.
I have a bad sunburn.
Ik ben erg verbrand.
Tom made some bad investments.
Tom heeft een aantal slechte investeringen gedaan.
Bad weather is no obstacle.
Slecht weer is geen hinderpaal.
His clothes always smell bad.
Zijn kleren ruiken altijd slecht.
Tom has a bad reputation.
Tom heeft een slechte reputatie.
He makes a bad impression.
Hij maakt een slechte indruk.
It's not as bad as it seems.
Het is niet zo erg als het lijkt.
I'm suffering from a bad headache.
Ik heb verschrikkelijke hoofdpijn.