Vertaling van ball
verknoeien
verhaspelen
modderen
knoeien
beunhazen
I ball
you ball
we ball
ik verpruts
jij verprutst
wij verprutsen
» meer vervoegingen van verprutsen
I ball
you ball
we ball
ik aard aan
jij aardt aan
wij aarden aan
» meer vervoegingen van aanaarden
I ball
you ball
we ball
ik pak
jij pakt
wij pakken
» meer vervoegingen van pakken
Voorbeelden in zinsverband
Let's play dodge ball.
Laten we trefbal spelen.
Throw the ball back to me.
Gooi de bal terug naar mij.
Do you want to go to a ball game?
Zou jij naar een balspel willen gaan?
The silver balls are around the red ball.
De zilveren bollen liggen rondom de rode bol.
I have a ball-point pen, but I want another.
Ik heb een balpen, maar ik wil er nog één.
Seen from a distance, it looks like a ball.
Van ver gezien lijkt het op een bal.
The world is a grand ball in which everyone wears a mask.
De wereld is een groot bal waar iedereen een masker draagt.
If the ball hits you somewhere else than on the head or hands, you're out.
Als de bal je ergens anders dan op je hoofd of je handen raakt, ben je af.
It's one thing to speak a language; teaching it is a whole new ball game.
Een taal spreken is één ding, maar iemand een taal leren is iets helemaal anders.