Vertaling van bank
I bank
you bank
we bank
ik bankier
jij bankiert
wij bankieren
» meer vervoegingen van bankieren
I bank
you bank
we bank
ik deponeer
jij deponeert
wij deponeren
» meer vervoegingen van deponeren
rekenen
geloven
steunen
leunen
bouwen
verlaten
betrouwen
I bank
you bank
we bank
ik vertrouw
jij vertrouwt
wij vertrouwen
» meer vervoegingen van vertrouwen
they bank
zij zweren
» meer vervoegingen van zweren
I bank
you bank
we bank
ik vertrouw
jij vertrouwt
wij vertrouwen
» meer vervoegingen van vertrouwen
bankinstelling
bankiershuis
talud
beloop
taluud
sneeuwverstuiving
Voorbeelden in zinsverband
Where's the bank?
Waar is de bank?
Is the bank open?
Is de bank open?
Where is the bank?
Waar is de bank?
He works for a bank.
Hij werkt bij een bank.
He works in a bank.
Hij werkt bij een bank.
He works at a bank.
Hij werkt bij een bank.
I've been to the bank.
Ik ben naar de bank geweest.
I work in a bank.
Ik werk bij een bank.
He works at the bank.
Hij werkt bij een bank.
Where is the nearest bank?
Waar is de dichtstbijzijnde bank?
He is the president of the bank.
Hij is de voorzitter van de bank.
Why did you paint the bank red?
Waarom heb je de bank rood geschilderd?
I saw them enter the bank.
Ik heb hen de bank zien binnengaan.
My brother works in a bank.
Mijn broer werkt bij een bank.
Is there a bank near the station?
Is er een bank in de buurt van het station?