Vertaling van bawling
Inhoud:
Engels
Nederlands
bawling, wailing {zn.}
gehuil
bawling, wailing {zn.}
geweeklaag
bawling, wailing {zn.}
geloei
bawling, wailing {zn.}
huiltoon
to howl, to cry, to yell, to bawl {ww.}
huilen
brullen
brullen
Please don't cry.
Niet huilen alsjeblieft.
He began to cry.
Hij begon te huilen.