Vertaling van be found

Inhoud:

Engels
Nederlands
be found, be located, find oneself, be {zn.}
zich bevinden
to cast, to found {ww.}

gieten

I found
you found
we found

ik giet
jij giet
wij gieten
» meer vervoegingen van gieten

to erect, to establish, to found, to form {ww.}
vestigen 
stichten 
funderen
grondvesten
baseren 

I found
you found
we found

ik vestig
jij vestigt
wij vestigen
» meer vervoegingen van vestigen

to find, to notice, to perceive, to discern {ww.}
waarnemen 
vernemen
merken 
bemerken 
gewaar worden

I found
you found
he/she/it found

ik nam waar
jij nam waar
hij/zij/het nam waar
» meer vervoegingen van waarnemen

to catch, to hit, to run across, to strike, to attain, to encounter, to find, to score, to run up against {ww.}
halen
treffen 
teisteren
raken 
inslaan

I found
you found
he/she/it found

ik haalde
jij haalde
hij/zij/het haalde
» meer vervoegingen van halen

I must catch the first train.
Ik moet de eerste trein halen.
Let's hurry so we can catch the bus.
Laten we opschieten om de bus te halen.
to invent, to discover, to find, to unearth {ww.}
uitvinden 
komen achter

I found
you found
he/she/it found

ik vond uit
jij vond uit
hij/zij/het vond uit
» meer vervoegingen van uitvinden

to abstract, to gather, to induce, to infer, to conclude, to find {ww.}
een gevolgtrekking maken
besluiten 
concluderen
afleiden 

I found
you found
he/she/it found

ik besloot
jij besloot
hij/zij/het besloot
» meer vervoegingen van besluiten

to find, to locate, to strike, to spot {ww.}
vinden 
aantreffen 
treffen 
bevinden 

I found
you found
he/she/it found

ik vond
jij vond
hij/zij/het vond
» meer vervoegingen van vinden

Can you find it?
Kan je het vinden?
I must find it.
Ik moet het vinden.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

The ring couldn't be found anywhere.

De ring kon nergens gevonden worden.

The ring was nowhere to be found.

De ring was nergens te vinden.

The ring was not to be found anywhere.

De ring was nergens te vinden.


Gerelateerd aan be found

be located - find oneself - be - cast - found - erect - establish - form - find - notice - perceive - discern - catch - hit - run across