Vertaling van beach

Inhoud:

Engels
Nederlands
beach {zn.}
strand  [o]
We played on the beach.
We speelden op het strand.
Which way is the beach?
Welke kant is het strand op?
to strand, to beach, to run aground {ww.}
stranden
vastlopen
aan de grond lopen

I beach
you beach
we beach

ik strand
jij strandt
wij stranden
» meer vervoegingen van stranden

to land, to alight, to beach {ww.}
landen
neerstrijken
dalen 

I beach
you beach
we beach

ik land
jij landt
wij landen
» meer vervoegingen van landen

beach {zn.}
strand [o] (het ~)
I spent the entire day on the beach.
Ik bracht de hele dag door aan het strand.
I often go swimming at the beach in the summer.
Ik zwem vaak op het strand in de zomer.
beach {zn.}
zeestrand


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Which way is the beach?

Welke kant is het strand op?

We played on the beach.

We speelden op het strand.

Children really like playing on the beach.

Kinderen houden er echt van om op het strand te spelen.

I spent the entire day on the beach.

Ik bracht de hele dag door aan het strand.

I often go swimming at the beach in the summer.

Ik zwem vaak op het strand in de zomer.

She sat on the empty beach watching the waves roll in one after the other.

Ze zat op een leeg strand naar de één voor één aanspoelende golven te kijken.


Gerelateerd aan beach

strand - run aground - land - alightdry land - beach