Vertaling van belonging

Inhoud:

Engels
Nederlands
belonging, property, appurtenance {zn.}
bezitting
eigendom 
to belong, to appertain, to pertain {ww.}
behoren tot
toebehoren
behoren 
to belong, to go {ww.}
thuishoren
to belong, to belong to {ww.}
ressorteren
vallen
to belong, to belong to {ww.}
behoren
to belong, to go {ww.}
horen
behoren
to belong {ww.}
aangaan
passen
behoren
horen
betamen
to belong, to belong to {ww.}
zijn
Most workers belong to unions.
De meeste arbeiders zijn lid van een vakbond.
to belong {ww.}
toebehoren
toehoren
behoren
horen

I am belonging



Gerelateerd aan belonging

property - appurtenance - belong - appertain - pertain - go - belong tobelong - be - need