Vertaling van big shot

Inhoud:

Engels
Nederlands
to fire, to shoot {ww.}
schieten
vuren
paffen

I shot
you shot
he/she/it shot

ik schoot
jij schoot
hij/zij/het schoot
» meer vervoegingen van schieten

He was scared you would shoot him.
Hij was bang dat je op hem ging schieten.
to shoot dead, to shoot {ww.}
doodschieten
fusilleren

I shot
you shot
he/she/it shot

ik schoot dood
jij schoot dood
hij/zij/het schoot dood
» meer vervoegingen van doodschieten

to film, to shoot {ww.}
filmen
opnemen 
verfilmen

I shot
you shot
he/she/it shot

ik filmde
jij filmde
hij/zij/het filmde
» meer vervoegingen van filmen

big cheese, big deal, big enchilada, big fish, big gun, big shot, big wheel, head honcho {zn.}
bondsbons
big cheese, big deal, big enchilada, big fish, big gun, big shot, big wheel, head honcho {zn.}
bons [m] (de ~)
voorman [m] (de ~)
VIP [m] (de ~)
prominent [m] (de ~)
topman [m] (de ~)
hotemetotem
kanon [m] (het ~)
hotemetoot
bobo [m] (de ~)
big shot
big boss
kopstuk [o] (het ~)
to buck, to charge, to shoot, to shoot down, to tear {ww.}
ontrukken

I shot
you shot
he/she/it shot

ik ontrukte
jij ontrukte
hij/zij/het ontrukte
» meer vervoegingen van ontrukken

to film, to shoot, to take {ww.}
filmen
draaien

I shot
you shot
he/she/it shot

ik filmde
jij filmde
hij/zij/het filmde
» meer vervoegingen van filmen

to pip, to shoot {ww.}
doodschieten
neerknallen
overhoopschieten
neerleggen

I shot
you shot
he/she/it shot

ik schoot dood
jij schoot dood
hij/zij/het schoot dood
» meer vervoegingen van doodschieten

to hit, to pip, to shoot {ww.}
aanschieten

I shot
you shot
he/she/it shot

ik schoot aan
jij schoot aan
hij/zij/het schoot aan
» meer vervoegingen van aanschieten

to dissipate, to fool, to fool away, to fritter, to fritter away, to frivol away, to shoot {ww.}
verteuten

I shot
you shot
he/she/it shot

ik verteutte
jij verteutte
hij/zij/het verteutte
» meer vervoegingen van verteuten

to dissipate, to fool, to fool away, to fritter, to fritter away, to frivol away, to shoot {ww.}
vergooien

I shot
you shot
he/she/it shot

ik vergooide
jij vergooide
hij/zij/het vergooide
» meer vervoegingen van vergooien

to dissipate, to fool, to fool away, to fritter, to fritter away, to frivol away, to shoot {ww.}
verkruimelen

I shot
you shot
he/she/it shot

ik verkruimelde
jij verkruimelde
hij/zij/het verkruimelde
» meer vervoegingen van verkruimelen

to inject, to shoot {ww.}
wegschieten

I shot
you shot
he/she/it shot

ik schoot weg
jij schoot weg
hij/zij/het schoot weg
» meer vervoegingen van wegschieten

to bourgeon, to burgeon forth, to germinate, to pullulate, to shoot, to sprout, to spud {ww.}
uitlopen
uitschieten
schieten

I shot
you shot
he/she/it shot

ik liep uit
jij liep uit
hij/zij/het liep uit
» meer vervoegingen van uitlopen

to shoot {ww.}
stoten

I shot
you shot
he/she/it shot

ik stiet
jij stiet
hij/zij/het stiet
» meer vervoegingen van stoten

to bourgeon, to burgeon forth, to germinate, to pullulate, to shoot, to sprout, to spud {ww.}
reidansen
reien

I shot
you shot
he/she/it shot

ik reide
jij reide
hij/zij/het reide
» meer vervoegingen van reien

to bourgeon, to burgeon forth, to germinate, to pullulate, to shoot, to sprout, to spud {ww.}
ontkiemen
kiemen
punten

I shot
you shot
he/she/it shot

ik puntte
jij puntte
hij/zij/het puntte
» meer vervoegingen van punten

to inject, to shoot {ww.}
injecteren
injiciëren
inspuiten
prikken
spuiten

I shot
you shot
he/she/it shot

ik injecteerde
jij injecteerde
hij/zij/het injecteerde
» meer vervoegingen van injecteren

to photograph, to shoot, to snap {ww.}
flitsen
kieken
trekken
fotograferen

I shot
you shot
he/she/it shot

ik flitste
jij flitste
hij/zij/het flitste
» meer vervoegingen van flitsen

to dart, to dash, to flash, to scoot, to scud, to shoot {ww.}
flitsen

I shot
you shot
he/she/it shot

ik flitste
jij flitste
hij/zij/het flitste
» meer vervoegingen van flitsen

to dissipate, to fool, to fool away, to fritter, to fritter away, to frivol away, to shoot {ww.}
verdoen
vertreuzelen
verknoeien
verlummelen
verluieren
verliezen
verklungelen
verbeuzelen

I shot
you shot
he/she/it shot

ik verdeed
jij verdeed
hij/zij/het verdeed
» meer vervoegingen van verdoen

to film, to shoot, to take {ww.}
verfilmen

I shot
you shot
he/she/it shot

ik verfilmde
jij verfilmde
hij/zij/het verfilmde
» meer vervoegingen van verfilmen

to bourgeon, to burgeon forth, to germinate, to pullulate, to shoot, to sprout, to spud {ww.}
botten
uitbotten

he/she/it shot
they shot
he/she/it has shot

hij/zij/het botte
zij botten
hij/zij/het is gebot
» meer vervoegingen van botten

to blast, to shoot {ww.}
neerschieten
neerhalen

I shot
you shot
he/she/it shot

ik schoot neer
jij schoot neer
hij/zij/het schoot neer
» meer vervoegingen van neerschieten