Vertaling van bike

Inhoud:

Engels
Nederlands
bike, motorcycle {zn.}
motor [m] (de ~)
motorfiets [m] (de ~)
motorrijwiel
machine [v] (de ~)
Felipe has two cars and one motorcycle.
Felipe heeft twee auto's en een motorfiets.
He really wants to buy a new motorcycle.
Hij wil echt een nieuwe motor kopen.
bicycle, bike, cycle, wheel {zn.}
fiets  [m] (de ~)
stalen ros
velo
zwijntje [o]
tweewieler [m]
rijwiel [o] (het ~)
My bike is stolen.
Mijn fiets is gestolen.
Is this your bike?
Is dit jouw fiets?
bike, motorcycle {zn.}
derny
bicycle, bike, cycle {zn.}
fiets  [m] (de ~)
stalen ros
velo
zwijntje [o]
rijwiel [o] (het ~)
tweewieler [m] (de ~)
Is this bike yours?
Is deze fiets van jou?
Ken wants a bicycle.
Ken wil een fiets.
to bicycle, to bike, to cycle, to pedal, to wheel {ww.}
fietsen
trappen
peddelen
pedaleren
paddelen
I must ride a bicycle.
Ik moet fietsen.
That girl isn't able to ride a bicycle.
Dat meisje kan niet fietsen.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

My bike is stolen.

Mijn fiets is gestolen.

Is this your bike?

Is dit jouw fiets?

Is this bike yours?

Is deze fiets van jou?

Can I use this bike?

Mag ik deze fiets gebruiken?

My bike was stolen yesterday.

Mijn fiets is gisteren gestolen.

I have a red bike.

Ik heb een rode fiets.

Each boy has a bike.

Elke jongen heeft een fiets.

May I borrow your bike?

Mag ik je fiets lenen?

My father goes to work by bike.

Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk.

How much is that mountain bike?

Hoeveel kost die mountainbike?

Maurice Ravel had a nice bike.

Maurice Ravel had een mooie fiets.

He washes the bike every week.

Hij wast de fiets elke week.

Your bike is better than mine.

Uw fiets is beter dan de mijne.

Her bike is better than mine.

Haar fiets is beter dan de mijne.

Do you fancy going for a bike ride?

Hebben jullie zin in een fietstocht?


Gerelateerd aan bike

motorcycle - bicycle - cycle - wheel - pedalautomotive vehicle - vehicle - bike - ride - frame