Vertaling van bike
motorfiets
motorrijwiel
machine
trappen
peddelen
pedaleren
paddelen
Voorbeelden in zinsverband
My bike is stolen.
Mijn fiets is gestolen.
Is this your bike?
Is dit jouw fiets?
Is this bike yours?
Is deze fiets van jou?
Can I use this bike?
Mag ik deze fiets gebruiken?
My bike was stolen yesterday.
Mijn fiets is gisteren gestolen.
I have a red bike.
Ik heb een rode fiets.
Each boy has a bike.
Elke jongen heeft een fiets.
May I borrow your bike?
Mag ik je fiets lenen?
My father goes to work by bike.
Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk.
How much is that mountain bike?
Hoeveel kost die mountainbike?
Maurice Ravel had a nice bike.
Maurice Ravel had een mooie fiets.
He washes the bike every week.
Hij wast de fiets elke week.
Your bike is better than mine.
Uw fiets is beter dan de mijne.
Her bike is better than mine.
Haar fiets is beter dan de mijne.
Do you fancy going for a bike ride?
Hebben jullie zin in een fietstocht?