Vertaling van bloom

Inhoud:

Engels
Nederlands
to bloom, to flourish, to flower {ww.}
bloeien 
floreren

I bloom
you bloom
we bloom

ik bloei
jij bloeit
wij bloeien
» meer vervoegingen van bloeien

Tulips will bloom soon.
Tulpen zullen snel bloeien.
bloom, flower {zn.}
bloem  [v]
Bees fly from flower to flower.
Bijen vliegen van bloem tot bloem.
That flower smells sweet.
Deze bloem ruikt lekker.
to bloom, to blossom, to flower {ww.}
bloeien

I bloom
you bloom
we bloom

ik bloei
jij bloeit
wij bloeien
» meer vervoegingen van bloeien

to bloom, to blossom, to flower {ww.}
knoppen

I bloom
you bloom
we bloom

ik knop
jij knopt
wij knoppen
» meer vervoegingen van knoppen

to bloom, to blossom, to flower {ww.}
uitgroeien

I bloom
you bloom
we bloom

ik groei uit
jij groeit uit
wij groeien uit
» meer vervoegingen van uitgroeien

bloom, blossom, flower {zn.}
bloem [m] (de ~)
blom [m] (de ~)
bloempje
bloemetje
That flower has a strong smell.
Die bloem ruikt sterk.
We must water the flower.
We moeten de bloem water geven.
bloom, blossom, efflorescence, flower, flush, heyday, peak, prime {zn.}
bloeiperiode [v] (de ~)
bloom, blooming {zn.}
fleur
bloom, blossom, flower {zn.}
nagel [m] (de ~)
bloom, blooming {zn.}
waas
rijp
bloom, blush, flush, rosiness {zn.}
schaamrood [o] (het ~)
bloom, efflorescence {zn.}
efflorescentie
bloom, blossom, flower {zn.}
bloesem [m] (de ~)
bloom, blossom, efflorescence, flower, flush, heyday, peak, prime {zn.}
bloeitijd [m] (de ~)
zomer [m] (de ~)


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Tulips will bloom soon.

Tulpen zullen snel bloeien.

In this time of the year the roadsides are in full bloom. You can find there, for example, a lot of cow parsley, rapeseed, and dandelions.

In deze tijd van het jaar staan de bermen in volle bloei. Je vindt er bijvoorbeeld veel fluitenkruid, koolzaad en paardenbloemen.