Vertaling van border
omzomen
I border
you border
we border
ik omzoom
jij omzoomt
wij omzomen
» meer vervoegingen van omzomen
rand
I border
you border
we border
ik omring
jij omringt
wij omringen
» meer vervoegingen van omringen
omtrekken
I border
you border
we border
ik omgeef
jij omgeeft
wij omgeven
» meer vervoegingen van omgeven
omsluiten
I border
you border
we border
ik sluit in
jij sluit in
wij sluiten in
» meer vervoegingen van insluiten
omgeven
omleggen
I border
you border
we border
ik omring
jij omringt
wij omringen
» meer vervoegingen van omringen
Voorbeelden in zinsverband
The border is closed.
De grens is dicht.
We live near the border.
We wonen in de buurt van de grens.
Germany shares a border with France.
Duitsland grenst aan Frankrijk.
Germany shares a border with the Netherlands.
Duitsland grenst aan Nederland.
The Dutch and the Belgian tricolour were streaming side by side amiably in the village on the border.
De Nederlandse en de Belgische driekleur wapperden gemoedelijk naast elkaar in het grensdorp.