Vertaling van branch out
Inhoud:
Engels
Nederlands
to branch {ww.}
aftakken
they branch
he/she/it will branch
they will branch
zij takken af
hij/zij/het zal aftakken
zij zult aftakken
» meer vervoegingen van aftakken
to branch out, to broaden, to diversify {ww.}
diversifiëren
to branch, to fork, to furcate, to ramify, to separate {ww.}
aftakken
vertakken
afsplitsen
vertakken
afsplitsen
I branch
you branch
we branch
ik splits af
jij splitst af
wij splitsen af
» meer vervoegingen van afsplitsen
to branch, to fork, to furcate, to ramify, to separate {ww.}
aftakken
they branch
he/she/it will branch
they will branch
zij takken af
hij/zij/het zal aftakken
zij zult aftakken
» meer vervoegingen van aftakken