Vertaling van break off

Inhoud:

Engels
Nederlands
to break, to break off {ww.}
afbreken 

I break
you break
we break

ik breek af
jij breekt af
wij breken af
» meer vervoegingen van afbreken

to break, to break off {ww.}
losbreken

I break
you break
we break

ik breek los
jij breekt los
wij breken los
» meer vervoegingen van losbreken

to break, to crack {ww.}
breken 
afbreken 
knappen
uitraken
stukgaan

I break
you break
we break

ik breek
jij breekt
wij breken
» meer vervoegingen van breken

to break, to control, to subdue, to train {ww.}
africhten 
dresseren
tot gehoorzaamheid dwingen

I break
you break
we break

ik richt af
jij richt af
wij richten af
» meer vervoegingen van africhten

to break, to breach, to crack {ww.}
breken 
afbreken 
doorbreken
schenden
stukbreken
verbreken

I break
you break
we break

ik breek
jij breekt
wij breken
» meer vervoegingen van breken

to interrupt, to break, to disrupt, to stop {ww.}
interrumperen
onderbreken
schorsen 

I break
you break
we break

ik interrumpeer
jij interrumpeert
wij interrumperen
» meer vervoegingen van interrumperen

to break, to break off, to discontinue, to stop {ww.}
afbreken
to break, to break off, to discontinue, to stop {ww.}
staken
I reported to him through an SMS that he had to stop his work as soon as possible.
Ik berichtte hem door middel van een sms dat hij zo spoedig mogelijk zijn werk moest staken.
I reported to him by means of an SMS that he had to stop his work as soon as possible.
Ik berichtte hem door middel van een sms dat hij zo spoedig mogelijk zijn werk moest staken.
to break off, to break short, to cut short {ww.}
afsnijden
to break off, to chip, to cut off, to knap {ww.}
afbreken
to break off, to chip, to cut off, to knap {ww.}
afslaan
to break off, to chip, to cut off, to knap {ww.}
wegknippen
afknippen
to break off, to break short, to cut short {ww.}
onderbreken
to break away, to break off, to chip, to chip off, to come off {ww.}
losbeitelen
to break away, to break off, to chip, to chip off, to come off {ww.}
afbreken


Gerelateerd aan break off

break - crack - control - subdue - train - breach - interrupt - disrupt - stop - discontinue - break short - cut short - chip - cut off - knapend - close - separate - beat - remove - clip - scissor - chisel - loosen - fall off