Vertaling van broken down

Inhoud:

Engels
Nederlands
broken, broken down {bn.}
defect
to break, to break off {ww.}
afbreken 

I have broken
you have broken
he/she/it has broken

ik heb afgebroken
jij hebt afgebroken
hij/zij/het heeft afgebroken
» meer vervoegingen van afbreken

to interrupt, to break, to disrupt, to stop {ww.}
onderbreken
schorsen 
interrumperen

I have broken
you have broken
he/she/it has broken

ik heb onderbroken
jij hebt onderbroken
hij/zij/het heeft onderbroken
» meer vervoegingen van onderbreken

to break, to crack {ww.}
breken 
stukgaan
uitraken
knappen
afbreken 

I have broken
you have broken
he/she/it has broken

ik heb gebroken
jij hebt gebroken
hij/zij/het heeft gebroken
» meer vervoegingen van breken

You shouldn't break your promises.
Je moet je beloftes niet breken.
Hackers break into computers without permission.
Hackers breken zonder toestemming in computers in.
to break, to break off {ww.}
losbreken

I have broken
you have broken
he/she/it has broken

ik heb losgebroken
jij hebt losgebroken
hij/zij/het heeft losgebroken
» meer vervoegingen van losbreken

to break, to control, to subdue, to train {ww.}
dresseren
tot gehoorzaamheid dwingen
africhten 

I have broken
you have broken
he/she/it has broken

ik heb gedresseerd
jij hebt gedresseerd
hij/zij/het heeft gedresseerd
» meer vervoegingen van dresseren

to break, to breach, to crack {ww.}
breken 
doorbreken
verbreken
stukbreken
schenden
afbreken 

I have broken
you have broken
he/she/it has broken

ik heb gebroken
jij hebt gebroken
hij/zij/het heeft gebroken
» meer vervoegingen van breken

They attempted to break through the enemy line.
Zij probeerden het vijandelijk front te doorbreken.
You have to break an egg to make an omelette.
Je kan geen omelet maken zonder eieren te breken.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

My radio has broken down again.

Mijn radio is alweer stuk.

The washing machine has broken down.

De wasmachine is kapot.


Gerelateerd aan broken down

broken - break - break off - interrupt - disrupt - stop - crack - control - subdue - train - breach