Vertaling van brothers
gebroeders
Voorbeelden in zinsverband
I have brothers.
Ik heb broers.
Both brothers are musicians.
De broers zijn allebei musici.
He has three brothers.
Hij heeft drie broers.
She has three brothers.
Zij heeft drie broers.
Both brothers are still alive.
Beide broers zijn nog in leven.
I don't have any brothers.
Ik heb geen broer.
Tom doesn't have any brothers.
Tom heeft geen broers.
My mother has four brothers.
Mijn moeder heeft vier broers.
The twin brothers look exactly alike.
De tweelingbroers zien er precies hetzelfde uit.
I have two brothers and one sister.
Ik heb twee broers en één zus.
I've got two brothers and a sister.
Ik heb twee broers en één zus.
My father has five brothers and sisters.
Mijn vader heeft vijf broers en zussen.
I have eight brothers and sisters.
Ik heb acht broers en zussen.
I have two brothers and a sister.
Ik heb twee broers en één zus.
How many brothers do you have?
Hoeveel broers heb je?