Vertaling van brown
bruin maken
bruinen
I brown
you brown
we brown
ik bruineer
jij bruineert
wij bruineren
» meer vervoegingen van bruineren
I brown
you brown
we brown
ik bruineer
jij bruineert
wij bruineren
» meer vervoegingen van bruineren
I brown
you brown
we brown
ik bruin
jij bruint
wij bruinen
» meer vervoegingen van bruinen
Voorbeelden in zinsverband
That cat is brown.
Die kat is bruin.
The belt is brown.
De gordel is bruin.
His shoes are brown.
Zijn schoenen zijn bruin.
My shoes are brown.
Mijn schoenen zijn bruin.
He has brown eyes.
Hij heeft bruine ogen.
Mr Brown has four children.
Meneer Brown heeft vier kinderen.
The brown hat is old.
De bruine hoed is oud.
A doctor examined Mr. Brown.
Een dokter onderzocht meneer Brown.
Mr. Brown has four children.
Meneer Brown heeft vier kinderen.
I'll visit Mr. Brown tomorrow.
Ik zal meneer Brown morgen bezoeken.
Let me introduce you to Mr. Brown.
Laat me je voorstellen aan meneer Brown.
He's on good terms with Mr. Brown.
Hij staat op goede voet met meneer Brown.
I want brown shoes, not black ones.
Ik wil bruine schoenen, geen zwarte.
The garden is bare and brown.
De tuin is leeg en bruin.
They have brown skin and black hair.
Ze hebben bruine huid en zwart haar.