Vertaling van bus
Inhoud:
Engels
Nederlands
The bus is behind time.
De bus is vertraagd.
Should I take the bus?
Zal ik de bus nemen?
bus, heap, jalopy {zn.}
rammelkast
brik
brik
bus, heap, jalopy {zn.}
rammelkar
bus, heap, jalopy {zn.}
rammelkast
autobus, bus, charabanc, coach, double-decker, jitney, motorbus, motorcoach, omnibus, passenger vehicle {zn.}
omnibus
autobus, bus, charabanc, coach, double-decker, jitney, motorbus, motorcoach, omnibus, passenger vehicle {zn.}
dubbeldekker
autobus, bus, charabanc, coach, double-decker, jitney, motorbus, motorcoach, omnibus, passenger vehicle {zn.}
bus
autobus
autobus
I wanted to rent a bus.
Ik wilde een bus huren.
Voorbeelden in zinsverband
Engels
Nederlands
Let's go by bus.
Laten we met de bus gaan.
Let's take the bus.
Laten we de bus nemen.
Where's the bus stop?
Waar is de bushalte?
That is the bus stop.
Dat is de bushalte.
I took the 61 bus.
Ik nam bus 61.
Should I take the bus?
Zal ik de bus nemen?
Where is the bus terminal?
Waar is het busstation?
The bus is behind time.
De bus is vertraagd.
Where is the bus stop?
Waar is de bushalte?
Bus station
Busstation
Does this bus go to the museum?
Gaat deze bus naar het museum?
Is this the bus to Oxford?
Is dit de bus naar Oxford?
Fifty people can ride on the bus.
Er kunnen vijftig mensen in de bus.
The old woman got off the bus.
De oude vrouw ging de bus uit.
Are you going home by bus?
Ga je met de bus naar huis?