Vertaling van busy

Inhoud:

Engels
Nederlands
busy {bn.}
bezet
bezig
volhandig
busy, occupied, engaged, taken {bn.}
bezet
bezig
in gesprek
volhandig
busy {bn.}
bezet
druk
to busy, to occupy {ww.}
bezighouden

I busy
you busy
we busy

ik houd bezig
jij houdt bezig
wij houden bezig
» meer vervoegingen van bezighouden

busy, busybodied, interfering, meddlesome, meddling, officious {bn.}
bemoeizuchtig
bemoeiziek
busy {bn.}
bewogen
veelbewogen
busy, busybodied, interfering, meddlesome, meddling, officious {bn.}
overgedienstig
busy, busybodied, interfering, meddlesome, meddling, officious {bn.}
overbeleefd
busy {bn.}
bezig
actief
gaande
busy, busybodied, interfering, meddlesome, meddling, officious {bn.}
bedillerig
bedilziek
bedilzuchtig


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Are you always busy?

Heb je het altijd druk?

Are you busy?

Ben je bezig?

He's always busy.

Hij is altijd bezig.

Go away. I'm busy.

Ga weg. Ik heb het druk.

My father is busy.

Mijn vader is bezig.

They were busy.

Ze waren druk.

She's as busy as Tom.

Ze is net zo bezig als Tom.

Are you busy tomorrow afternoon?

Zijt ge bezet morgennamiddag?

If he's busy, help him.

Help hem als hij het druk heeft.

Father is busy writing letters.

Vader is bezig brieven te schrijven.

We're very busy just now.

We hebben het op het moment erg druk.

Are you busy right now?

Heb je het druk op het moment?

My mother is always busy.

Mijn moeder is altijd bezig.

My father is always busy.

Mijn vader is altijd bezig.

She must be very busy.

Ze is zeker druk bezig.


Gerelateerd aan busy

occupied - engaged - taken - occupy - busybodied - interfering - meddlesome - meddling - officiouscerebrate - cause - active - complaisant - knowing - busy