Vertaling van buying
Voorbeelden in zinsverband
Today is Tuesday. I am buying fishes.
Vandaag is het dinsdag. Ik ben vissen aan het kopen.
He is buying a vintage hat.
Hij koopt een oude hoed.
They are buying vegetables in the supermarket.
Ze kopen groenten in de supermarkt.
I am buying a new car.
Ik koop een nieuwe auto.
Jane ended up not buying it.
Jane heeft het dan toch maar niet gekocht.
She is buying a toy for her child.
Ze koopt een stuk speelgoed voor haar kind.
Don't waste your money by buying things you don't need.
Verspil je geld niet door dingen te kopen die je niet nodig hebt.
We are thinking of buying some new furniture.
We overwegen nieuwe meubels te kopen.
She does not have the money for buying a new car.
Ze heeft geen geld voor een nieuwe auto.
"I'm in an Armani store buying a suit, of course," Dima replied.
"Ik ben in een Armaniwinkel een pak aan het kopen, natuurlijk," antwoordde Dima.
He does not have the money for buying a new car.
Hij heeft geen geld voor een nieuwe auto.