Vertaling van call
I call
you call
we call
ik noem
jij noemt
wij noemen
» meer vervoegingen van noemen
I call
you call
we call
ik roep
jij roept
wij roepen
» meer vervoegingen van roepen
I call
you call
we call
ik bel op
jij belt op
wij bellen op
» meer vervoegingen van opbellen
I call
you call
we call
ik schreeuw
jij schreeuwt
wij schreeuwen
» meer vervoegingen van schreeuwen
convoceren
konvoceren
bijeenroepen
I call
you call
we call
ik schrijf uit
jij schrijft uit
wij schrijven uit
» meer vervoegingen van uitschrijven
I call
you call
we call
ik roep aan
jij roept aan
wij roepen aan
» meer vervoegingen van aanroepen
votum
oproeping
kreet
schreeuw
Voorbeelden in zinsverband
Call me!
Telefoneer mij!
Call the doctor!
Roep de dokter!
I call him Mike.
Ik noem hem Mike.
Did you call?
Hebt ge geroepen?
People call her Yotchan.
Ze wordt Yotchan genoemd.
May I call later?
Kan ik later terugbellen?
Call me tomorrow.
Bel me morgen.
They call him Jim.
Ze noemen hem Jim.
I'll call him tonight.
Ik zal hem vanavond bellen.
People call him Dave.
Mensen noemen hem Dave.
What should I call you?
Hoe zou ik je gaan noemen?
We call our dog Pochi.
We noemen onze hond Pochi.
I would call my parents.
Ik zou mijn ouders bellen.
I'll call you back later.
Ik bel je later terug.
I'll call you later today.
Ik bel je later vandaag.