Vertaling van canada

Inhoud:

Engels
Nederlands
Canada, canada {zn.}
Canada [o]
We went skiing in Canada.
We gingen skiën in Canada.
Canada has a cold climate.
Canada heeft een koud klimaat.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

We went skiing in Canada.

We gingen skiën in Canada.

The United States borders Canada.

De Verenigde Staten grenzen aan Canada.

Canada has a cold climate.

Canada heeft een koud klimaat.

Canada is larger than Japan.

Canada is groter dan Japan.

I visited Canada long ago.

Ik heb Canada lang geleden bezocht.

Is English spoken in Canada?

Spreken ze in Canada Engels?

Japan is smaller than Canada.

Japan is kleiner dan Canada.

Did you call your friend in Canada?

Heb je je vriend in Canada opgebeld?

They speak English and French in Canada.

In Canada spreekt men Engels en Frans.

Japan is not as big as Canada.

Japan is niet zo groot als Canada.

I'd like to mail this package to Canada.

Ik wil graag dit pakketje naar Canada sturen.


Gerelateerd aan canada

Canada