Vertaling van class
leergang
studiejaar
leergang
schoolklas
laag
klasse
class="vperson">I class
class="vperson">you class
class="vperson">we class
ik splits uit
jij splitst uit
wij splitsen uit
» meer vervoegingen van uitsplitsen
indelen
class="vperson">I class
class="vperson">you class
class="vperson">we class
ik groepeer
jij groepeert
wij groeperen
» meer vervoegingen van groeperen
class="vperson">I class
class="vperson">you class
class="vperson">we class
ik classificeer
jij classificeert
wij classificeren
» meer vervoegingen van classificeren
class="vperson">I class
class="vperson">you class
class="vperson">we class
ik kwalificeer
jij kwalificeert
wij kwalificeren
» meer vervoegingen van kwalificeren
class="vperson">I class
class="vperson">you class
class="vperson">we class
ik rubriceer
jij rubriceert
wij rubriceren
» meer vervoegingen van rubriceren
Voorbeelden in zinsverband
There's no class today.
Vandaag is er geen les.
How was the French class?
Hoe was de Franse les?
The class start at ten.
De les begint om tien uur.
I'm the tallest one in the class.
Ik ben de langste van de klas.
I often play soccer after class.
Ik speel dikwijls voetbal na de les.
That was the end of the class.
Dit was het einde van de les.
There are forty students in our class.
Er zitten veertig leerlingen in onze klas.
We met in the American history class.
We hebben elkaar ontmoet in de les Amerikaanse geschiedenis
You never have class or what?!
Heb je nooit les of zo?
Our class consists of 40 boys.
Onze klas bestaat uit 40 jongens.
Tom heard Mary snoring in class.
Tom hoorde Mary in de les snurken.
Do we need to bring our dictionaries to class tomorrow?
Moeten we onze woordenboeken morgen meenemen naar de les?
How many boys are there in your class?
Hoeveel jongens zijn er in jullie klas?
There are about forty students in her class.
Er zitten ongeveer veertig studenten in haar klas.
No one in his class is faster than he is.
Niemand in zijn klas is sneller dan hij.