Vertaling van clean
I clean
you clean
we clean
ik maak schoon
jij maakt schoon
wij maken schoon
» meer vervoegingen van schoonmaken
schoonmaken
afnemen
doen
reinigen
I clean
you clean
we clean
ik kuis
jij kuist
wij kuisen
» meer vervoegingen van kuisen
I clean
you clean
we clean
ik houd schoon
jij houdt schoon
wij houden schoon
» meer vervoegingen van schoonhouden
I clean
you clean
we clean
ik spoel schoon
jij spoelt schoon
wij spoelen schoon
» meer vervoegingen van schoonspoelen
I clean
you clean
we clean
ik grom
jij gromt
wij grommen
» meer vervoegingen van grommen
wegruimen
I clean
you clean
we clean
ik ruim op
jij ruimt op
wij ruimen op
» meer vervoegingen van opruimen
poetsen
I clean
you clean
we clean
ik wrijf
jij wrijft
wij wrijven
» meer vervoegingen van wrijven
proper
rein
schoon
helder
fris
zindelijk
zuiver
sportief
clean
straight
Voorbeelden in zinsverband
Clean
Schoon
Let's clean our room.
Laten we onze kamer kuisen.
Please clean those dishes.
Ruim a.u.b. dat vaatwerk daar op.
Her puppy is clean.
Haar puppy is schoon.
Keep your nose clean.
Blijf uit de problemen.
John's hand is clean.
De hand van Jan is rein.
He put on clean trousers.
Hij deed een propere broek aan.
I washed my shirt clean.
Ik heb mijn overhemd gewassen.
A new broom sweeps clean.
Nieuwe bezems vegen schoon.
Will you help me clean the room?
Help je me even de kamer schoon te maken?
I must clean the bathroom right away.
Ik moet onmiddellijk de badkamer kuisen.
You have to clean your room.
Je moet je kamer opruimen.
I helped my mother clean the kitchen.
Ik heb mijn moeder de keuken helpen kuisen.
I had my brother clean the room.
Ik liet mijn broer de kamer schoonmaken.
She promised me that she would clean my room.
Ze beloofde me dat ze mijn kamer op zou ruimen.