Vertaling van close up

Inhoud:

Engels
Nederlands
to close, to shut, to adjourn {ww.}
dichtdoen
dichtmaken
sluiten 
toedoen

I close
you close
we close

ik doe dicht
jij doet dicht
wij doen dicht
» meer vervoegingen van dichtdoen

to close, to adjourn {ww.}
sluiten 
dichtgaan
zich sluiten
toevallen
toegroeien
toegaan

I close
you close
we close

ik sluit
jij sluit
wij sluiten
» meer vervoegingen van sluiten

We heard the door close.
We hoorden de deur dichtgaan.
would you be so kind to close the window?
Wilt ge zo goed zijn het venster te sluiten?
to close, to close down, to close up, to fold, to shut down {ww.}
platleggen
lamleggen
platgooien
stilleggen

I close
you close
we close

ik leg plat
jij legt plat
wij leggen plat
» meer vervoegingen van platleggen

to close, to close down, to close up, to fold, to shut down {ww.}
stilliggen
platliggen

I close
you close
we close

ik lig stil
jij ligt stil
wij liggen stil
» meer vervoegingen van stilliggen

to close, to shut {ww.}
dichtgaan

they close
he/she/it will close
they will close

zij gaan dicht
hij/zij/het zal dichtgaan
zij zult dichtgaan
» meer vervoegingen van dichtgaan

to close, to shut {ww.}
dichtmaken
dichtdoen
sluiten
toedoen [o] (het ~)
dichten

I close
you close
we close

ik maak dicht
jij maakt dicht
wij maken dicht
» meer vervoegingen van dichtmaken

to close, to shut {ww.}
sluiten

I close
you close
we close

ik sluit
jij sluit
wij sluiten
» meer vervoegingen van sluiten

to close, to shut {ww.}
afsluiten

I close
you close
we close

ik sluit af
jij sluit af
wij sluiten af
» meer vervoegingen van afsluiten

to close {ww.}
dichtvallen

they close
he/she/it will close
they will close

zij vallen dicht
hij/zij/het zal dichtvallen
zij zult dichtvallen
» meer vervoegingen van dichtvallen

to close, to shut {ww.}
luiken

I close
you close
we close

ik luik
jij luikt
wij luiken
» meer vervoegingen van luiken

to block, to close up, to impede, to jam, to obstruct, to obturate, to occlude {ww.}
stremmen
to block, to close up, to impede, to jam, to obstruct, to obturate, to occlude {ww.}
verstopping [v] (de ~)
to block, to close up, to impede, to jam, to obstruct, to obturate, to occlude {ww.}
verstopt
verstoppen
to block, to close up, to impede, to jam, to obstruct, to obturate, to occlude {ww.}
blokkeren
versperren
to be quiet, to belt up, to button up, to clam up, to close up, to dummy up, to keep mum, to shut up {ww.}
dichtslaan
dichtklappen


Gerelateerd aan close up

close - shut - adjourn - close down - fold - shut down - block - impede - jam - obstruct - obturate - occlude - be quiet - belt up - button upend - stand - change - move - process - close - block - hush